HET KANAAL OVER
Het kanaal tussen Engeland en de Normandische stranden vormde een serieuze militaire barrière. Het kanaal riep de Duitsers in 1940 immers reeds een halt toe. In de lente van 1944 moesten de geallieerden met duizenden schepen hun leger over het kanaal brengen om de bevrijding van Frankrijk te kunnen inzetten. Daarbij moest nog rekening gehouden worden met het onvoorspelbare weer en duizenden mijnen die de Duitsers in het kanaal en bij de vermoedelijke invasiestranden hadden geplaatst.
Een hevige storm vertraagde de operatie die gepland was voor 5 juni. Voor 6 juni werd een tijdelijke weersverbetering verwacht en in de vooravond van 4 juni gaf generaal Eisenhower het bevel de schepen vertrekkensklaar te maken. In de vroege morgen van 5 juni gaf hij dan zijn definitief "O.K., We'll go”.
Nadat het bevel was gegeven voeren de duizenden schepen uit, voorafgegaan door mijnenvegers die de vaarroutes mijnenvrij moesten maken, om zich samen te voegen op het verzamelpunt (bijgenaamd Picadilly Circus), 12 kilometer ten zuidoosten van het Engelse eiland Wight.
Vanaf dit verzamelpunt zetten de geallieerden koers naar de invasiestranden waarvoor de mijnenvegers tien vaargeulen vrijmaakten (elke vaargeul was 350 tot 1100 meter breed), 4 voor de Western Task Force en 6 voor de Eastern Task Force
Vanuit ‘Piccadilly Circus” vertrokken de schepen elk naar hun eigen bestemming : USA naar Utah en Omaha Beach; de Britten naar Gold and Sword Beach; De Canadezen naar Juno Beach..
Force ‘U' had voor het schoonvegen van de vaarroutes 16 mijnenvegers van de Britse marine en force ‘O' had hiervoor 17 mijnenvegers van de Britse en 11 van de Amerikaanse marine en daarbij 20 Britse en 18 Amerikaanse gemotoriseerde mijnenvegers ter beschikking. Vóór de Britse en Canadese stranden beschikte Force ‘G' over 16 mijnenvegers van de Royal Navy en over 10 gemotoriseerde mijnenvegers. Force ‘J' had 16 mijnenvegers en 10 gemotoriseerde mijnenvegers. Force ‘S' had 24 mijnenvegers van de Royal Navy en 30 gemotoriseerde mijnenvegers. Toen de 3 km. brede vaarroutes schoongeveegd waren, werd het begin ervan aangegeven door motorsloepen. De routes zelf werden aangeduid door boeien met vlaggen.
LCI's met luchtballonnen om Duitse luchtaanvallen te voorkomen
Eenmaal in het invasiegebied aangekomen, maakten de mijnenvegers weer een gebied mijnenvrij, waardoor de oorlogsschepen de kust onder vuur konden nemen en de grote troepenschepen de landingsvaartuigen te water konden laten (dit mijnenvrij maken was een succes, slechts twee schepen liepen op een mijn).
Het slagschip USS Texas had in vijf torens 10 kanonnen van 355 mm en daarnaast nog zestien stuks van 127 mm. Het kon genoeg explosieven afvuren om in enkele seconden tot op bijna dertig kilometer afstand een gebied van twee maal een voetbalveld te verpulveren. Het schip is van groot belang geweest bij de steun van het veilig stellen van de uitgang bij Vierville op Omaha en het ondersteunen van troepen bij Longueville. De Texas nam de volgende dagen zoveel doelen onder vuur dat ze op 9 juni terug moest naar Engeland om de lege magazijnen aan te vullen.
Monitors, zoals deze HMS Erebus waren oorlogsbodems met een diepgang van 3,3 meter. Ze waren ontworpen voor kustbeschietingen en hadden gewoonlijk één geschuttoren met 2 kanonnen van 381 mm.
Doordat ze dichter bij de kust konden komen, konden ze nauwkeuriger mikken.
Na een grootschalig bombardement (door 13000 vliegtuigen) en beschieting door de oorlogsschepen vertrokken om 6:30 de eerste landingsvaartuigen richting stranden.
Een stukje voor de Franse stranden kwamen de 2 miniduikbootjes, X-23 en X-20, (operatie Gambit) boven water om de aanstormende troepenmacht door middel van bakens de juiste weg te wijzen naar de Britse en Canadese invasiestranden.
Operatie Gambit
Hiervoor werden 2 Britse mini-onderzeeërs ingezet. Hun doel was landingsbakens uit te zetten voor de invasieschepen. De op 2 juni vertrokken onderzeeërs kwamen op 4 juni aan op hun bestemming voor de Franse kust.
Wegens het slechte weer moesten ze tot 6 juni op de bodem van het kanaal blijven liggen. Om 5 uur stegen ze naar de oppervlakte om de uiterst rechtse en uiterst linkse zijde van de Britse en Canadese invasiestranden aan te duiden.
(De Amerikanen maakten geen gebruik van deze duikboten) Op elk duikbootje bevonden zich 5 bemanningsleden en had een kombuisje met elektrische kookpan. Ze werden aangedreven door accu's die door een dieselmotor werden herladen.
Tijdens de landingen was het weer zoals uiteindelijk verwacht of zelfs beter.
Wel leverde de meer landinwaarts aanwezige bewolking problemen op bij de bombardementen van strategische doelen.
Door de woelige zee waren en veel zeezieken en door de hoge golven gingen veel amfibietanks verloren.
Na deze eerste golf van schepen en vliegtuigen volgde over het kanaal nog maanden een aanhoudende toevoer van manschappen en materieel om de troepen te bevoorraden die zich een weg baanden door Europa.
Maak jouw eigen website met JouwWeb